Brand- en ontploffingsgevaar van stortgas komt voor bij het stortfront, de stortvakken, op de stortplaats zelf en bij de stortgasverwerking. Na het storten van biologisch afbreekbaar afval komt er gedurende lange tijd stortgas vrij. Stortgas ontstaat doordat het organische deel van gestort afval na verloop van tijd door micro-organismen wordt afgebroken tot een mengsel van methaan (CH4) en kooldioxide (CO2). Het omzettingsproces van de organische componenten zoals hout-, groente-, fruit-, tuin- en papierafval kent een aantal fasen van aërobe tot anaërobe afbraak. Hierbij neemt het methaangehalte van het stortgas toe tot ongeveer 60% en bestaat het stortgas verder voornamelijk uit CO2.
Omdat stortgas sporen van organische esters, zwavelwaterstof (H2S) en andere zwavelhoudende verbindingen bevat, kan het op stortplaatsen leiden tot lokale geuroverlast. Stortgas is bovendien door de aanwezigheid van methaan één van de belangrijke veroorzakers van het broeikaseffect. Een afvalstortplaats met onttrekkingsinstallatie is daarom vanaf 1993 verplicht (stortbesluit) om het stortgasemissie te voorkomen.
De belangrijkste gevaren van stortgas zijn brand- en explosiegevaar en verstikking, vergiftiging en bedwelming. Stortgas is brandbaar als methaan en zuurstof in de goede verhouding aanwezig zijn en er een ontstekingsbron is. Als het eenmaal brandt, is de brand moeilijk uit te krijgen is. Het gevaar op ontbranding van stortgas is het grootst als er een ontstekingsbron aanwezig is in het gebied met een explosief mengsel zoals bij:
- stortgasontrekkinginstallaties, stortgasmotoren, affakkelinstallaties en transportleidingen
- het storten en verwerken van afval op de stortplaats
- het afgraven van het afval op de stortplaats
Stortgas kan ook een gevaar vormen bij broeibanden op het stortfront en branden als gevolg van chemische reacties in het afval (o.a. accu’s en batterijen).
Stortgas vormt ook een gevaar voor verstikking, vergiftiging en bedwelming doordat het zuurstof kan verdrijven, maar ook door de aanwezigheid van H2S. Het werken in slecht geventileerde gebieden en bij het werken in besloten ruimten vormen hierbij het grootste gevaar tot verstikking, vergiftiging en bedwelming. Zeker in (percolaat-)putten en gangen, doordat H2S zwaarder is dan lucht en zich dus snel op laag niveau zal ophopen.
Specifieke werkzaamheden waarbij brand- en ontploffingsgevaar bestaan zijn:
- Werkzaamheden in percolaatputten
- Graven van gasgangen op het stortterrein
- Hete werkzaamheden bij stortgasmotoren, stortgasfakkels en transportleidingen
- Analyse van ongevallen in de afvalsector 1998-2009, RIVM
- Nederlandse Arbeidsinspectie, Basisinspectiemodule Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie (2018)
- Informatie over de Wet bodembescherming
- Handleiding Stortgaswinning (1994)
- Handreiking Methaanreductie Stortplaatsen (2007)